woensdag 4 januari 2012

Pesterijen en de modernisering

De techniek heeft het schoolboek overbodig gemaakt en de tablet doet zijn intrede in de klas. De ooit zo rijkelijk gevulde rugzak van de brugpieper is vervangen door het vederlichte venster naar de wereld. Huiswerk overschrijven is verleden tijd. Dit wordt tijdens de les draadloos gekopieerd en in het koeterwaals gescrambled door het heen-en-weer te halen met het <translate to Hagenees?>knopje. Als de docent deze snelstudeerder dreigt te ontmaskeren kan hij rekenen op een mailtje met de boodschap "Hey! Zis is f.*cking natuughkunde en not dutch want dat is toevallig wel me goeiste vak!" De meester is niet meer benieuwd naar het antwoord op zijn vraag want de ingebouwde spraakherkenning doet een online controle op plagiaat en de leerling die altijd onderuitgezakt met twee handen het boek voor zich hield zit nu, in diezelfde houding, iedere misstap van de docent in real time up te loaden naar youtube. Overdreven? Echt niet. Studenten die zonder laptop de colleges volgen proberen voorin te gaan zitten omdat ze anders afgeleid worden door de online games en het getwitter van de medestudenten. En zij die nog ouderwets aantekeningen maken krijgen in de laatste minuut te horen dat de docent een powerpointje mailt.

Alexander Klöpping liet een pen zien waarmee je doormiddel van steekwoorden de gesproken text kunt afluisteren. Ideaal voor studenten bij een hoorcollege, maar je mag geen audio- of video-opnames maken van een college. Daar was twintig jaar geleden nog wel een goede reden voor met de bandrecorders en super 8 filmcamera's (met filmzon) maar tegenwoordig zit dit allemaal in zo'n klein mobieltje. En sterker nog, in dat apparaatje zit meer dan in de hele Library of Congres! Je kunt er werkelijk alles mee vinden, Beethoven-Pearl Jam, Rembrandt-Appel, Tolstoi-Heleen van Royen. Maar het mag niet. Het mag niet omdat de docenten niet weten wat ze er mee aan moeten. Toen de eerste calculators uitkwamen was het gemakkelijk, men maakte de sommen gewoon moeilijker. Mochten we eerst de getallen afronden, nu moet het met twaalf cijfers achter de komma!



De computer liet niet lang op zich wachten, de docent informatica wel! De vooruitstrevende scholen kochten er twee. Één voor de wiskunde leraar en één voor de leraar elektrotechniek. Deze probeerden (tevergeefs) één pagina voor te blijven op de leerling. Maar behalve de leerlingen was er eigenlijk niemand die er iets van begreep of wilde begrijpen. Ondanks dit begon de computer een steeds belangrijker plaats binnen het onderwijs in te nemen. De adjunct zag zijn kans schoon om het iets rustiger aan te doen want met 'rostar' kon je in een paar tellen het rooster voor de hele school maken terwijl je daar in vroeger tot aan de kerst mee bezig was. Het was een revolutie en het onderwijs stond er middenin. Er werden congressen gehouden en er kwamen heel veel projecten om de computer op een verantwoorde wijze in het onderwijs te integreren. Eigenlijk is daarvan niet één project echt gelukt want het vak dat zo mooi 'informatietechnologie' of IT werd genoemd bleek niet veel meer te zijn dan jezelf te bekwamen in de programmatuur van Microsoft. Maar dit was nog te overzien omdat het een jaarlijks terugkerend vak was. Dus de leerkracht meende nog steeds de touwtjes in handen te hebben vanwege een overwicht in vakkennis. Maar dit zou spoedig veranderen. In 1996 brak de eerste internetoorlog uit. Microsoft had de browser Internet Explorer als vast onderdeel in Windows95 ingebouwd. Dit tot grote woede van Netscape omdat Microsoft hierdoor het monopolie op het internet verkreeg. We weten allemaal hoe het afgelopen is, Microsoft verloor en werd marktleider, Netscape won en ging failliet. De docent IT was er blij mee want twee browsers gaf alleen maar meer werk. Wordperfect werd Word, Lotus 1-2-3 werd Excell enzovoorts, enzovoorts. Er kwamen leerboeken met de mooie titels: '... voor Dummies' en er kwamen twee nieuwe bevolkingsgroepen, computerweduwen en de digibeten. Er ontstond zelfs een nieuwe taal, het 'steenkolen Engels'. Kortom, heel interessant voor het ingesluimerde onderwijs want dit was de eerste grote verandering sinds er in Griekenland een streaker was opgepakt die maar steeds 'Eureka' riep.

Het bleef een paar jaar rustig en de leerkracht begon de achterstand op de leerling in te lopen. Maar toen! In 2000 startte Cu2, het latere Hyves, en het social network was geboren. Het aantal internetpagina's in 2007 was ruim 10 miljard. Het onderwijs probeerde het nog bij te houden maar het lukte niet. Er kwamen teveel nieuwe toepassingen om lesmateriaal voor te maken. En toen in 1999 de smartphone zijn intrede deed was het hek van de dam. De lessen werden vervelend want alles wat de leerkracht wilde vertellen werd al met muziek en bewegende beelden op het internet uitgelegd. De muziekleraar gaf triangelles en de leerlingen zaten op de computer te componeren. De wiskundeleraar is inmiddels zijn computer kwijt en terwijl hij de formule op de overhead-projector schrijft hebben de grafische rekenmachines van de leerlingen de interval al berekend. Ze weten niet wat het betekent maar ze kunnen het wel. Het onderwijs kan wel mee maar het wil niet mee. Het houdt vast aan oude gewoonten die nu basisvaardigheden worden genoemd. De school is jaren bezig om het kind te leren schrijven terwijl het dit allang kan op de computer. Is schrijven niet een kunstje geworden dat je alleen nodig hebt als je batterij leeg is? Kinderen leren niet, ze onthouden voor het proefwerk van morgen. Daarna zijn ze het weer kwijt. Zoals Fons Jansen zei: 'Als je slaagt ben je geheelonthouder!' Het onderwijs moet voorbereiden op de maatschappij en wat het onderwijs nu doet is met moderne middelen oude koeien uit de sloot halen. Ga geen dingen aanleren die niet worden onthouden. Als zoveel mensen niet het vak uitoefenen waarvoor ze geleerd hebben dan mag de opleider zich wel eens achter de oren krabben. Een leerling kiest niet voor een studierichting maar voor een vakkenpakket waarmee het de meeste kans van slagen heeft.  Het gaat niet om de interesse of het talent, het gaat om het cijfer.




Vóór het digitale tijdperk lag de nadruk op kennis vergaren, nu ligt de nadruk op kennis opzoeken. Juist omdat die kennis heel eenvoudig te vinden is en er zelfs aanwijzingen worden gegeven om de kennis toe te passen zijn er miljoenen vakmensen in de vorm van: componisten, architecten, schrijvers, boekhouders et cetera, et cetera. Dankzij het internet stelt de patiënt de diagnose en koopt de medicatie in de online shop. Maar ook hier ligt het kwaad op de loer. Het digitale tijdperk is nog jong maar ondanks dit zijn we er allemaal afhankelijk van geworden. De gehele economie valt of staat met de betrouwbaarheid van de computer, terwijl dit de laatste decennia wel wat te wensen overliet. Inmiddels zijn er systemen
gebouwd die wel betrouwbaar zijn maar waarvan de programmatuur het laat afweten. Er wordt op computers ingebroken vanwege falende beveiligingen en zodra het ene gat gedicht is blijkt er weer een nieuwe opengesprongen te zijn. Het lijkt moeilijker zijn om een computer te beschermen dan een kruiwagentje op de maan te zetten. We versturen dagelijks miljarden dollars en Euro's over het internet maar we kunnen er nog geen trein mee laten rijden en laten we het dan maar niet over de OV-chip hebben.
 
Het onderwijs moet gaan Twitteren en  Facebooken en op LinkedIn en Hyves meedoen met de handel in gebakken lucht. Want op de social media wordt 24/7 geluisterd naar iemand die niets te zeggen heeft. Als we zien hoeveel tijd er wordt verspild aan deze digitale theekransjes dan zijn die 1040 lesuren een lachertje. Trouwens, de meeste leerlingen hebben al meer belminuten dan lesuren. Het onderwijs is behoudend en misschien is dat maar goed ook. Er zijn al zoveel veranderingen geweest die op niets zijn uitgelopen dat het niet verassend zal zijn als er ook nu niets van terechtkomt. Maar dat wil niet zeggen dat alles moet blijven zoals het nu is. De computer is de concurrent van de docent geworden. Hij heeft overal verstand van, weet de aandacht vast te houden, heeft zeer veel geduld en weet dingen op verschillende manier uit te leggen en je kunt nog met hem lachen ook. Je zou zeggen dat het de ideale leerkracht is, maar dat is niet zo. Er is namelijk iets dat alleen de leerkracht ons kan leren. En dat is nadenken! Want alleen door nadenken kunnen we leren op een verantwoorde wijze met de nieuwe technologie om te gaan. Maar ga kinderen geen rekenkunstjes leren als daar een apparaat voor is. Leer schrijven als de fijne motoriek dat aan kan en gebruik tot dat moment een toetsenbord. Breng kinderen in contact met de maatschappij zodat er interesse wordt ontwikkeld en er een gerichte opleiding kan worden aangeboden. Als het grootste deel van het geleerde wordt vergeten door desinteresse dan is het onderwijs een bezigheidstherapie. En zoiets leidt tot verveling en verveling leidt tot wangedrag. Daarbij hoort niet alleen het wegpesten van de docent maar ook het op internet plaatsen van foto's en video's. De computer, het mobieltje, de tablet, het zijn mooie apparaten en ze kunnen een enorme stimulans zijn voor het onderwijs maar dan moet de docent omscholen naar studiebegeleider.

donderdag 1 december 2011




Is pesten een opvoedkundig probleem?
Als gevoelens, intelligentie, aanpassingsvermogen, et cetera, criteria zijn voor het ordenen van levensvormen dan staat de mens op eenzame hoogte. Maar deze uitzonderingspositie gaat wel gepaard met een jarenlange ontwikkeling van lichaam en psyche. In de enkele maanden van de zwangerschap wordt het lichaam opgebouwd hetgeen direct na de geboorte als mensenkind te herkennen is. De uiterlijke kenmerken zijn al bepaald en in de meeste gevallen zijn deze in overeenstemming met de innerlijke kenmerken. Maar door de stand van bepaalde genen kan hierin variatie optreden. Deze variaties maken de mens als individu uniek maar gelijkertijd ook heel kwetsbaar. Zij zorgen niet alleen voor de kleur van het haar of de vorm van het gezicht maar zij bepalen ook dat de psyche van het geslacht in overeenstemming is met het in aanbouw zijnde lichaam. En juist hierin komt de onuitwisbare kracht van de onvoorspelbaarheid tot uiting. Want direct na de geboorte komt de vraag: “is het een jongetje of een meisje?” Het antwoord hierop wordt bepaald door alleen het uiterlijk van de jonge nazaat. Van het innerlijk van dit unieke individu weten we nog niets maar we gaan er desondanks klakkeloos vanuit dat alles aan het kind binnen de grenzen van de acceptatie liggen. En deze veronderstelling houden we de eerste levensjaren van het kind als realiteit. Een jongen is een jongen en een meisje is een meisje!
Grootbrengen of opvoeden?
Met de baby nog aan de borst staan we voor de keuze of we het kind gaan grootbrengen door het te voorzien van voeding, kleding, onderdak enzovoorts, en doen we dit totdat het kind groot genoeg is om voor zichzelf te zorgen, of gaan we het opvoeden?
Nu kan het een niet zonder de ander zodat het altijd een combinatie van beide moet  zijn en in die samensmelting zien we iets opmerkelijks. Voor de lichamelijke verzorging en gezondheid van het kind roepen we de hulp in van deskundigen zoals de huisarts of het consultatiebureau. En voor een gezonde lichamelijke ontwikkeling brengen we het naar de sportvereniging of naar de balletschool. Daarnaast krijgt het kind zang- of muziekles. Maar voor de opvoeding doen we geen beroep op deskundigen, terwijl dit het meest complexe deel van het opgroeien is. De reden hiervoor is niet duidelijk maar het kan zeker geen financiele oorzaak hebben. Immers, de gesubsidieerde kinderopvang maakt dubbele inkomens mogelijk waardoor er voldoende geld beschikbaar is om deskundige hulp voor de opvoeding in te huren.
Opvoeden is het bijbrengen van normen, waarden, levensbeschouwingen en gedragingen.
Deze verschillen voor elke opvoeder omdat onze genen die variatie dicteren. Een opvoeding is het samensmelten van de opvattingen/leefregels van de verzorger(s) en de benodigde zorg welke het kind vraagt. En dit is voor ons mensen zeer tijdrovend.

Staatsopvoeding?
Het duurt maar liefst vijftien jaar voor de gevolgen van het eigen handelen kunnen worden overzien en zolang is het kind afhankelijk van de oplettendheid en ervaring van de verzorger of opvoeder. Gedurende die tijd zal het kind met vallen en opstaan een weg in de samenleving moeten vinden. In dit proces is begeleiding nodig maar dit mogen we niet eisen van de kinderopvang of de school. De kinderopvang verzorgt een kind en de school draagt de kennis over welke nodig is om een zelfstandig leven te gaan leiden. Hierbij moeten beide instellingen voldoen aan de (kwaliteits)eisen en regels welke door de overheid zijn opgelegd. Als hier al sprake is van opvoeden dan is dit een collectieve opvoeding naar de wensen van de staat!
Als de opvoeding tekortschiet dan kan dit leiden anti-sociaal gedrag ten opzichte van bijvoorbeeld leeftijdgenoten. Het kan zich uiten in zowel dominant- als onderdanig gedrag. De eerste teken hiervan zijn zichtbaar rond het achtste levensjaar. Het onderdanige kind verdwijnt in de massa en het dominante kind eist een leidinggevende positie binnen de peergroep en probeert deze positie te versterken door een klein groepje volgelingen gunsten te verlenen. De gehele groep wordt daardoor gesplitst in 3 sub-groepen: de leider; de volgers; en de ‘vrije’ kinderen. Als de leider diens positie verder wil versterken wordt er dwang uitgeoefend op de groep ‘vrije’ kinderen door tweestrijd te zaaien. Voor hen die het leiderschap betwisten wordt een van te voren gekozen kind als minderwaardige behandeld en zo als voorbeeld gesteld voor eenieder die de leider niet erkent. De middelen waarmee dit wordt gedaan zijn vaak de kenmerken welke door de genenvariatie zijn onstaan zoals lichaamsbouw, haarkleur, gedrag, et cetera.

Pesten is grensoverschrijdend gedrag
Deze verschillen tussen mensen, als gevolg van de stand van bepaalde genen, kunnen wetenschappelijk worden verklaard en zijn dus niet het gevolg van een persoonlijke voorkeur. Het is in de kern dus niet mogelijk het benadeelde kind deze verschillen te verwijten. Iemand als minderwaardige te behandelen met de bedoeling daar zelf beter van te worden is een overtreding van de ‘in het algemeen verkeer geldende opvatting’. Daarmee worden normen, waarden, leefregels en levensbeschouwingen geweld aangedaan en omdat dit de regels voor het opvoeden zijn, lijkt het logisch te veronderstellen dat pesten een opvoedkundig probleem is. De oplossing voor het stoppen en voorkomen van pesterijen zal in dat geval niet bij de school maar bij de opvoeders gezocht moeten worden. Pesten is grensoverschrijdend gedrag en dit moet zo snel mogelijk gecorrigeerd worden. Deze correctie kan niet afgedwongen worden omdat ouders de vrijheid moeten behouden hun kind volgens eigen inzicht op te voeden (mits hierdoor geen geschreven- en ongeschreven wetten worden overtreden). Echter, door het grensoverschrijdend gedrag dat tot de pesterijen heeft geleid is er bij de pester mogelijk een beeld ontstaan dat leiderschap kan worden verkregen door verbaal- en/of nonverbaal geweld. En naarmate de pesterijen hebben voortgeduurd kan het beeld van het door geweld verkregen leiderschap een idee-fixe zijn geworden waardoor er, voor resocialisatie, deskundige begeleiding vereist is.
De ernst en de duur van de pesterij is bepalend voor de omvang van de schade aan dader en slachtoffer. En omdat pesterijen zich voornamelijk richten op een aantoonbaar verschil, van welke aard dan ook, en dit verschil door de pester en de steeds groter wordende groep ‘meelopers’ wordt aangewend om te kunnen pesten zal dit verschil een legitieme status krijgen bij pesters èn gepesten. De gedachte dat een kind wordt gepest omdàt, in plaats van gepest worden mèt wordt hierdoor klakkeloos als waarheid aangenomen.

Superieur of inferieur?
Pesterijen welke hun oorsprong vinden in genetische variaties, zijn moeilijk te bestrijden vanwege die veronderstelde legitimiteit. Vooral wanneer dit vanuit een culturele of religieuze overtuiging plaatsvindt. In te veel landen wordt homosexualiteit als een vrijwillige keuze of ziekte beschouwd en niet als een genetische variatie. De ongenuanceerde overtuiging waarmee dit aan anderen wordt opgedrongen heeft hetzelfde doel als de pesterijen bij kinderen. Namelijk: de poging omstanders te overtuigen van de eigen superioriteit door een van te voren gekozen individu of groep als inferrieur te bestempelen.
Acceptatie van genetische variaties ligt in handen van leiders, regeringen, staatshoofden en religieuze leiders. En om er voor te zorgen dat nieuwe leiders geen ‘pesters’ of ‘meelopers’ zijn, moeten we daar bij de opvoeding al op letten. Pesten is dus toch een opvoedkundig probleem!

Rinus Rodenburg
VOF Het Pestbriefje